Eddy tange
nederlands
engels
balk



Een klein woordje over mijzelf...

 

Ik ben digitaal analfabeet (en hoop het te blijven...), dus deze website werd niet door mijzelf gemaakt, maar door iemand anders. Door mijn neef Bart Van den Broeck en ik ben er hem zeer dankbaar voor zelfs lang na mijn dood zal ik hem nog altijd dankbaar blijven.

Mij werd wel gevraagd een epistel over mezelf te schrijven.
Ik over mijzelf schrijven! Stond iemand voor moeilijker taak? Napoleon misschien, bij Austerlits. Maar ik zal mijn best doen. En moge de heilige Albertus Magnus mij bijstaan.
Vraag is nu: Hoe zal ik te werk gaan?
Het verhaal van mijn leven vertellen? God, nee! Dit zou betekenen dat ik het zou moeten hebben over meer dan tweeëntwintigduizendachthonderdvijftig dagen, en gaan twee dagen daarvan hetzelfde. Dan zit ik op mijn honderd-en-tiende nóg aan dit epistel te wrochten. En op m'n oude dag wil ik rust en veel Mozart en geen geschrijf.
Een curriculum vitae misschien? Alsof dáár veel werk op af zal komen.
Wat verteld zo'n curriciculum? Dat ik geboren ben? Uiteraard, anders viel hier helemaal niks te schrijven. Dat ik tot mijn achtiende school liep? Miljoenen mensen lopen school tot hun achtiende, dus van zo'n mededeling zal niemand achterover vallen. Dat op mijn achtiende de tekenaar-schilder in mij begon open te bloeien, ook al niet bijster ophefmakend.
En aangezien er bij mij geen sprake is van een trapsgewijze opklimmende carrière, (ik heb gewerkt,getekend,geschilderd en geleefd en dat is het dan...) valt er dus verder niet veel te curriculumen. CV maar àf, dus -
Een zelfportret misschien? Daar zit iets in. "Ken uzelf" zeiden de Oude Grieken, en dat doé ik wel. Ik kan dus wel één en ander over mezelf kwijt.

eddy1

O.K. Daar gaan we dan.
Doch géén gefilosofeer: aan de grote vraag: << Wie ben ik? Van waar kom ik? Waar ga ik naartoe? >> wens ik voorbij te gaan. En over die andere grote vraag: "Moeder; waarom leven wij?" hoef ik mij niet te buigen, want die valt buiten het bestek van dit epistel.
Nee. Gewóón een luchtig portretje van mezelf. Meer moet dat niet zijn.
Laat ik maar van wal steken.
Wie zich van mij een beeld wil vormen, denke aan een drie-en-zestig jarige die zich veel jonger voelt. Niet alleen véél: méér dan veel! "Iemand die zich plus-minus tien, elf jaar (of daaromtrent) voelt". Dit fenomeen noemt men het 'Peter Pan' syndroom. Het verklaart de aanwezigheid in mijn leefruimte van een ontelbaar aantal speeltjes en pluchen beestjes. Beertjes hebben mijn voorkeur. Laten we de 'lijder' aan het Peter Pan syndroom een Pannie noemen. Ik ben dus een Pannie.
Niets gelet Pannies om het ook in hogere regionen te gaan zoeken. De beertjes ontstijgen. Het grote ontmoeten: geschiedenis, musicologie, kunstgeschiedenis, plant- en dierkunde,... Zo buig ik mij als Pannie reeds jaren over de onderwerpen: ontstaan van het Christendom, de betekenis van Louis XIV, de Franse Revolutie, Napoleon, het Nazisme, de collaboratie in Vlaanderen... Met nu en dan een zijsprongetje naar Karel de Grote, Maria Theresia, Mme Blavatsky enz...
Op terrein van kunstgeschiedenis heeft ALLES mijn belangstelling, tot de vloermatjes der Eskimo's toe. De Romaanse Miniatuurkunst, de Russiche Realisten en de 17de eeuwse Noord Nederlandse kunst genieten mijn bijzondere affectie.
Op gebied van muziek zou ik kort kunnen zijn: ik ben een wandelende muziekencyclopedie. Doch ik wens het hier niet kort te houden omdat over mijn liefde voor muziek toch het één en ander dient te worden gezegd en geschreven.
Eerst en vooral ben ik een Wagneriaan, in zo'n mate dat hier van het Bayreuth syndroom mag gesproken worden. Maar ik ben ook een Mozartiaan. En Lisztiaan. En Bachiaan... Afijn; teveel "-anen" om op te noemen. Zeer gaarne zoek ik ook mijn toevlucht tot muziek waaraan in een encyclopedie der klassieke muziek geen aandacht wordt besteed. De werled van Charles Trenet, Mistinguett, Doui Dag, Jo Leemans, Adiele Bloemendaal... Hoe ouder in jaren die muziek, hoe meer ik ervan hou. De jaren twintig, dertig en veertig leveren mij een schat aan liedjes en melodietjes die gaarne fluiten wil op straat, in bad, bij de grote kuis of zomaar... Ik ben dus een melomaan. En dat eindeloos veel menomaner van de doorsnee melomaan. Eindeloos...
Er is een volkomen wisselwerking tussen mijn muziekbeleving en mijn tekenen en schilderen. Elke, ik herhaal: èlke tekening, ieder schilderij is gemaakt op, met of door muziek. Muziek leidt mijn hand, levert de inspiratie en de werkvreugde. Ik heb daarbij het geluk te beschikken over een discotheek van dergelijke omvang dat ik er best een winkeltje mee kan beginnen. Er is muziek voor alle tijden van het jaar, ja zelfs voor alle momenten van de dag. En voor alle mogelijke stemmingen. Muziek = tekenen / schilderen = muziek of M = TS= M om het een formule te geven.
Misschien nog meegeven dat die muziekwerken die het vaakst mijn hand en geest hebben geleid, zijn: Das lied von der erde, Bruckner's 8°, Gotterdämmerung, Schubert's 8° en de Années de Pélérinage.
Tot zover mijn melomanie, die misschien ook wel één of ander syndroom zal zijn peins ik. (Bij literatuur komt bij mij soms het Jack the Ripper - syndroom voor. En als hartpatiënt lijd ik aan het syndroom van Raynaud. Mijn broer gaat zelfs zo ver, bij mij pansyndronisme te gewagen. Al meen ik hier enige overdrijving te mogen aanvoelen...).

Een portret van mijzelf is compleet onvolledig als mijn grote liefde voor dieren er niet in voorkomt. O ja: ik hou van dieren! Mijn God, wat hou ik van dieren. Alle dieren, ja zelfs die arme uitgestorven dinosaurussen. De dierenwereld is een wereld vol grote schoonheid en is het niet een groot wonder dat het tussen twee zo verschillende schepselen als mens en dier tot grote wederzijdse vriendschap kan komen? Beschouw mij, beste lezer, lieve lezeres, als een persoon die in vólle eerlijkheid kan zeggen; "ik doe geen vlieg kwaad!" Ik durf zelfs ternauwernood in het gras te lopen uit vrees bladluisjes of wormpjes te vertrappelen. En in het gras zitten doe ik al helemáál niet. Stel dat ik mijn kont neerbonk op enige vlijtige miertjes of een verdwaald lieveheersbeestje!
Spinnen mogen in mijn leefomgeving blijven wonen. En wanneer desgevallens een web is gesponnen waar het beter niet gesponnen ware geweest dan verhuis ik het spinnetje eruit naar een veiliger oord.
Misschien voor de aardigheid nog vermelden dat we hier thuis sinds een klein jaar een nieuwe huisvriend hebben. Zijn naam is Louis en hij is een katertje. West-Europa's geestigste en beminnelijkste katertje mag ik wel zeggen. Een onuitputtelijke bron van vreugde, dat beestje, doch ik dien het in het bestek van dit epistel niet over katten te hebben. Mijn eigen persoon, mijn eigen ikje dient hier centraal te staan.

En nu ik heb weer over mijzelf heb, moet ik voorwaar mijn grote liefde voor bloemen, planten en bomen in de belangstelling brengen. Zoveel ik van muziek hou en van dieren, zoveel hou ik van planten. Vele ken ik bij naam. De wereld van wilde planten heeft voor mij geen geheimen. Overigens; mijn hart gaat evenzeer uit naar de pisblom als naar de roos. De lente is een heerlijk seizoen; dan wemelt her in de natuur van schattige babyplantjes en broze, transparante bloem- en struik bladertjes.
Maar mijn lievelingsseizoen is de herfst! Vuurwerk van kleuren! Wonderbaren zonsondergangen! En de heerlijke afwezigheid van zomerhitte. Zomerhitte háát ik. Miljoenen keer liever heb ik dan de winterkou. En deze verwijzing naar de winter ontlokt bij mij de ontboezeming dat mijn lievelingsmaand de maand December is.
December! Een heel jaar (minus één maand) kijk ik er naar uit.
Sinterklaas! Kerstmis!! Dan treedt mijn Tannenbaumsyndroom naar voren. Dan zijn er enkel vreugde, lichtjes, kerstbomen en glinsteringen. En dan vult mijn geest zicht met de meest verheven gedachten en doorstromen de wonderlijke gevoelens mijn Ik. Dan ben ik op mijn kindst. Dan ben ik op de meest volmaakte wijze mijzelf. Dan neemt mijn animisme z'n hoogste vlucht. En krijgen alle pluchen beertjes en knuffels kerstzoenen en nieuwjaarszoenen en zoenen zomaar. In die dagen is er geen plaats voor Wittgenstein of Goethe of Aristophanes of Descartes. dan gaan alle geschiedenisboeken en alle wijsheidsliteratuur de kast in. En dan gaat mijn ziel op in het wonderlijkste van alle wonderlijkheden: de aanwezigheid van De Kerstboom!
O zalige tijd! O zalige tijd!

Heb ik nu met dit alles een goed portret van mijzelf geleverd. Misschien wel, misschien ook niet. Ik zou het eigenlijk nog moeten hebben over mijn mateloze hunker naar vrolijkheid ( eigenlijk ben ik een prettig gestoord iemand...). Maar ik zou het ook moeten hebben over mijn alcoholprobleem.
Bij dit laatste bedenke men wel dat ik niet voortdurend ladderzat door het leven wankel. Het probleem steekt bij tijd en wijle de kopt op. Maar kan evengoed jarenlang afwezig blijven. De vlagen van drankmisbruik zullen ook wel één of ander syndroom zijn. Het Jupilersyndroom bijvoorbeeld. Het heeft mij alles samen véél, véél dagen van grote neerslachtigheid opgeleverd. De laatste grote vlagen deden zich de afgelopen twee jaar voor. Het bracht wel iets heel prettigs met zich mee; een reeks weken verblijf in het ontwenningscentrum De Pelgrim. Waar ik één van de mooiste zomers van mijn leven heb beleefd. Dat is nu zo goed als een jaar geleden, maar nog steeds heb ik heimwee naar die tijd. Het pleit voor de uitmuntendheid van deze hoogst aangename Oosterzeelse kliniek. Allen daarheen!

Zo schrijvende en schrijvende zou ik verdorie bijna nog een paar zeer belangwekkende dingen vergeten.
Het feit bijvoorbeeld dat ik een zeer gelukkige kindertijd heb gehad. Dit is belangrijk: een mens wordt deels gemaakt door z'n DNA, deels door z'n kindertijd. Zo zie ik het althans. En bij mij hebben beide elementen ervoor gezorgd dat ik nooit ben uitgegroeid tot een boef, een schurk, een crimineel, een gesel der mensen. Ja, des volks. Ik ben braaf (misschiend te braaf voor deze wereld) maar naast de DNA inbreng daarin heeft het alles te maken met de schone kindertijd die ik mocht beleven. Ik dank op mijn blote knieën allen die daaraan hebben meegewerkt. Velen ervan zijn reeds in de hemel, die ze rijkelijk verdiend hebben. Mochten alle kinderen ter wereld maar zo'n heerlijke tijd beleven als ik toen... Helaas, heláás...
En daar is ook nog een raar fenomeen dat ik hier eventjes uiteenzet.
Als zoon van de cafébaas van 't Keetje hebben in mijn leven massa's mensen de reuve gepasseerd. Eindeloos velen die nu tot de rangen der BV's behoren, eindeloos velen die zijn opgegaan in de anonimiteit. Ontelbare studenten. De hele kliek van Dagblad Vooruit. Belastingsamtenaren, postbodes, werkmensen, professoren,... Och wie eigenlijk niet... Ze vulden mijn dagen, ze namen mij op in hun kroegleven. Kameraden, vriendinnen, goeie kennissen, ik had ze bij de vleet. Hele waslijsten zou ik kunnen aanleggen met namen van mensen die mij dierbaar zijn geweest in de bestaanstijd van 't Keetje.
Maar nu komt het rare fenomeen: NIETS van dat alles vindt ook maar de geringste weerspiegeling in mijn teken- en schilderwerk! Niets! Tekenend en schilderend heb ik altijd een geheel andere wereld in beeld gebracht. Escapisme? Ik vind het zo merkwaardig dat ik soms der avonds er een half uurke over nadenk, maar die mijmeringen leveren mij geen inzicht op in het fenomeen. En dan troost ik mij maar met wat Schubert of wat Mozart...
Nog een héél belangrijk iets: op familiaal gebied heeft het geluk mij altijd toegelacht en dat doet het nog steeds. Hierin zullen de goede feeën, die zich over mijn wieg gebogen hebben,voorzeker de hand hebben gehad. Familie is in mijn leven iets Corsicaans; La Famiglia! Eén voor allen, allen voor één!
Het mag zich dan ook al niet weerspiegelen in mijn werk. Het vormt er wel de ruggegraat van. En het heeft mij ervoor behoed op dool te raken, een heemloos leven te leiden, zwervend door het leven voort te sloffen...
Gehuwd ben ik niet. Godzijdank. Mijn leven is zo eivol geweest dat een levensgezellin en wie weet een trits tweelingen en drielingen er echt geen plaats in zouden kunnen hebben.

En dan moet ik nog dit kwijt.
In mijn tienertijd heb ik het grootste geschenk uit mijn leven gekregen. Een opleiding in het atheneum, afdeling latijn-grieks. In die schooltijd is voor mij de poort op de wereldcultuur en op het humanisme wagenwijd opengezet. Wàgenwijd!
Ik ben een atheneumproduct en dat heeft mij levenslang met vreugde vervuld. Ook nog de dag van vandaag tovert de gedachte aan mijn atheneumtijd debeaatst mogelijke glimlach op mijn gelaat.
De vier laatste jaren der atheneumtijd bracht ik door in Oostende. Kostschool. Een heerlijke tijd. Hopen vrienden en kameraden. De atheneumjaren daarvoor beleefde ik in "'t Oud Kot" aand de Gentse Ottogracht. Een heerlijk gebouw, Anton Pieck waardig. Een gebouw met geschiedenis. De verrukkelijkste school der toenmalige atheneums. Pure romantiek! Tot op heden is de voorgevel, met ervoor het heroïsche bronzen standbeeld (van iemand die iets heroïsch aan het doen is), voor mij het mooiste en dierbaarste van alle Gentse stadsgezichten (op de OLV St-Pieterskerk na...).


Ik denk dat ik nu wel het voornaamste op mijn lezers en lezeressen heb losgelaten.
Ach: er valt nog veel te vertellen over mijzelf maar het zijn allemaal dingen die in geen enkele relatie staan tot mijn teken- en schilderproductie. Een mense heeft het vaak over zijn "Tweede Ik" maar ik heb wel honderd Ikken. Ik wens de zenuwen van mijn lezers niet tot pult te vermalen door elk kantje van die honderd Ikken te belichten.
't Is wèl geweest, vind ik.

Hier besluit ik mijn schrijven maar niet zonder tot slot het gedicht te citeren dat voor mij het waardevolste aller gedichten is. Het is van Franz von Schober (1796-1882) en elk muziekminaar weet welk een heerlijke melodie ons aller Franz Schubert het heeft meegegeven.

An die Musik.
Du holde Kunst, in wieviel grauen Stunden
Wo mich des Lebens wilder Kreis umstrickt,
Hast du mein Herz zu warmer Lieb entzünden,
Hast mich in eine bess're Welt entrückt,
In eine bess're Welt entrückt

Oft hat ein Seufzer, deiner Harf' entflossen,
Ein süsser heiliger Akkord von dir
Den Himmel bess'rer Zeiten mir erschlossen,
Du holde Kunst,ich danke dir dafür,
Du holde Kunst, ich danke dir!

Na mijn dood gaat mijn lichaam naar de wetenschap, de donatie is geregeld, er zullen begrafenis noch herdenkingsceremonies zijn.
Maar als iemand mij toch met een posthume attentie zou willen bedanken.

Dan stel ik voor: lees op een maanlichte winternacht dit gedicht voor.
Ik zal het horen...


Eddy tange
                  Gent, vroegzomer 2011.



paraf